We gaven onze kandidaten de mogelijkheid om een roos uit te delen aan iemand die hen dierbaar is op Valentijnsdag. Voor sommigen een liefdevolle dag, maar voor anderen een dubbel gevoel.

‘Ik ben mijn eigen Valentijn.’

‘Op dit moment heb ik geen liefde, ik ben mijn eigen Valentijn. Ik zou wel graag mijn papa een roos willen geven maar die is er niet meer. Hij is gecremeerd en er staat een klein potje met as in mijn kamer. Ik heb hem altijd bij me. Zelfs als ik bijvoorbeeld een belangrijk gesprek heb zoals een sollicitatiegesprek dan neem ik het potje met mij mee. Ik geloof dan dat hij mij steunt.’ 

Vorige slide
Volgende slide
Vorige slide
Volgende slide

‘Ik zou een roos willen geven aan Sarah. Ik mag haar heel erg graag. Ik heb gister spontaan tegen haar gezegd dat ik van haar hou. Het klikt gewoon.’ 

‘Dit is ook de eerste roos die ik ooit aan iemand geef. Als ik de kans had zou ik ook een roos willen geven aan mijn moeder. Zij woont ver weg. Op het kaartje zou ik dan schrijven: ik hou van jou. Ik uit mijn liefde graag. Als je zuinig bent met uitspreken dat je van iemand houdt dan is het de meest krachtige zin die er bestaat.’ 

‘Ik hou van jou. Dat zou ik op een valentijnskaartje willen schrijven aan mijn geheime liefde hier ver vandaan. Wij vinden elkaar leuk.’ 

Ik zou een roos geven aan een jongen in de keuken, hij is hier mijn beste vriend. Hij is een gezellige man, altijd zingen, dansen en grapjes maken. Hij heeft een goed hart.’